Jesse Cremers (BE)
Stefaan Dheedene (BE)
Theo de Feyter (NL)
Harmen de Hoop (NL)
Andreas Exner (DE)
Robert Otto Epstein (US)
Benoît Felix (BE)
Jerry Galle (BE)
John Wood & Paul Harrison (UK)
Jin-Kyoung Huh (KR)
Indianen (BE)
Tim Knowles (UK)
Marijn van Kreij (NL)
William Lamson (US)
Bart Lodewijks (NL)
Ane Mette Hol (NO)
Tony Orrico (US)
Alexandra Roozen (NL)
Egill Sæbjörnsson (IS)
Koen Sels (BE)
David Shapiro (US)
Helmut Smits (NL)
Ante Timmermans (BE)
Joris Van de Moortel (BE)
Ger van Elk (NL)
Kris Vleeschouwer (BE)
‘The idea becomes a machine that makes the art’, schreef Sol Lewitt al in 1967 in zijn tekst ‘Paragraphs on Conceptual Art’. De kunstenaar mag dan wel het vertrekpunt bepalen, wat daarna volgt, is een autonoom proces waar hij weinig tot geen invloed op uitoefent. Lewitt maakte met zijn notie van het machinale idee ruimte voor de specifieke conceptuele strategieën die aan de grond lagen van zijn eigen werk, maar zijn uitgangspunt kan ook bekeken worden vanuit een veel breder perspectief. Ongeacht in welk medium een kunstenaar werkt, altijd bestaat er wel een of andere spanning tussen de persoonlijke artistieke vrijheid en de onpersoonlijke beperkingen, grenzen en regels die bepalend zijn bij het maken van een werk.
‘Manoeuvres’ brengt werken samen die resulteerden uit procedures die de deelnemende kunstenaar niet volledig onder controle hadden. Tegen een nog steeds invloedrijke romantische en subjectieve traditie in, kozen de kunstenaars doelbewust voor een ‘mechanische’ productiewijze die tot op zekere hoogte zichzelf genereert.
Niet de persoonlijke schriftuur of het eigen inzicht staan centraal, maar allerlei automatismen of compulsieve strategieën - manoeuvres die autonoom werken en een zekere graad van objectiviteit opleveren. Door deels afstand te nemen van wat het eventuele eindresultaat zou kunnen zijn, stellen de kunstenaars vragen over onder meer de inherente wetten van het medium waarin ze werken, de manier waarop een werk ontvangen wordt en de onbewuste mechanismen die bij elk productieproces spelen.
Het mechanische uitgangspunt van ‘Manoeuvres’ kent dus erg verschillende invullingen, maar wat alle getoonde werken wellicht verbindt, is vooral dat ze voortvloeien uit vooraf vastgelegde, willekeurige parameters waar vervolgens niet van afgeweken wordt. De werken tasten zo onwillekeurig en los van het subjectieve standpunt van de kunstenaar hun eigen grenzen af - of het nu gaat om letterlijk door een machine vervaardigde tekeningen, kopies van gedachteloos getekende droedels, een zichzelf tegelijk afbrekende en opbouwende installatie, interventies in de openbare ruimte die getekend zijn door de context waarin ze ontstaan, of performatieve acties die begrensd worden door wat je met een lichaam kan doen.
De tentoongestelde werken leggen duidelijk hun eigen productie bloot en laten zich bepalen door de,fysieke en sociale, realiteit waarin ze ontstaan. Op die manier stellen ze ook vragen over het machinale in de mens, over de structuren en processen die hem van buiten- en binnenaf vormen. Het doel is steeds om een zekere objectiviteit te bereiken, om de persoonlijke luimen en wishful thinking van de kunstenaar te kortsluiten, en paradoxaal genoeg tot een andere, onromantische authenticiteit en waarachtigheid te komen.