NL ENG
Nu
1996
Projecten &
Tentoonstellingen
×
1 HEILIGE GEEST
4 Mar 2006 — 15 Apr 2006

PATRICK BEAULIEU (CAN)
RUBEN BELLINKX
KOEN BROUCKE
ANTON COTTELEER
PATRICK COUDER
YVES COUSSEMENT
JOHAN DE WILDE
LUC DONDEYNE
SOFIE MULLER
MARC NAGTZAAM (NL)
PETER SCHOUTSEN (NL)
PATRICIA SMITH (USA)
OXANA TARAN (UKR)
YVES VELTER
BART VERWILT
STEVIE WISHART (AUS)

VOORKAMER tenth anniversary
Since 1996, Voorkamer has featured a number of solo presentations of contemporary national and international artists. It has also organised group exhibitions and projects in various venues as well as teamwork projects with other artists’ initiatives and organisations.
The “extra muros” projects seek alternative exhibition modules and venues featuring an architectural, historical and/or social value. A similar venue is to become the permanent premises of VOORKAMER: the historical Holy Ghost site in the shadow of the St. Gummarus church, presently owned by the OCMW/CPAS of Lier.

Het Heilig Geesthuis (The House of the Holy Spirit)
Since 1440, the former Heilig Geesthuis had been the seat of the Heilig Geesttafel from Lier: a town institution set up in 1265 for the poor and the sick.
The building is made up of two wings and two annexes, separated by a yard. The wing on the street side was the administrative seat of the Heilig Geesttafel (as from the French period, the Administration for Charities and the Administration for Hospitals and Hospices).
Around 1850, an institution for charity called the Berg van Barmhartigheid was set up, a forerunner of the C.O.O. and the present OCMW/CPAS, who are the owners of the historical site.
The wing at the back of the premises, built in 1616 in Brabant gothic brick and sandstone style, abutted on the Sint Pieters brook and was used as storage for any yields in kind.

De Heilige Geesttafel (The Table of the Holy Spirit)
The institution for the poor of Lier was presumably set up in 1261, when Canon E.H. Ranck left all his goods for the poor. In 1483, Elisabeth van Immersele, widow of Knight Godevaert van Vilain, left all her inherited goods on the grounds of Lier for the poor. From then on, the Tafel went through a flourishing period and became the largest charity institution for the sick, the elderly, the lame and the poor.
The Tafel was run by the three Holy Spirit Masters, all belonging to the well-to-do class. These old chaplains would meet together in the House of the Holy Spirit and control together the goods of the Tafel. They would seat on fixed days in the office of the House and provide for the sick and the poor. They also took over the maintenance of the domain, the windmills, the farms and the farmlands.
Any yield was stored in the “Corenhuys”. The House also had a caretaker who watched over the House, controlled supplies, distributed the corn and reported to the Holy Ghost Masters.

1
For this first project and by way of a step by step reconnoitring of the historical premise, VOORKAMER has invited a number of artists to produce a piece of work and integrate it into the site. The amalgam of various buildings in different architectural styles offers an opportunity to present existing as in situ produced work. The interaction and variety in approaches in terms of plastic arts is precisely what VOORKAMER has aimed to present throughout the past ten years through solo exhibitions and venue-related projects.
Beside the works of artists that have already been featured by VOORKAMER (Oxana Taran, Mark Nagtzaam, Koen Broucke, Johan De Wilde, Patricia Smith, Peter Schoutsen, Anton Cotteleer) new works will also be presented by Ruben Bellinckx, Patrick Couder, Luc Dondeyne, Sofie Muller, Yves Velter, Bart Verwilt, Yves Coussement, Patrick Beaulieu, archive material and the collection of multiples of the past ten years.

You are kindly invited to the opening reception at 8 p.m. Stevie Wishart (AUS) is performing at 9.30 p.m. on the first floor of the 17th Century Corenhuys.

Luc Dondeyne
“De waarneembare wereld heb ik nooit slechts omwille van zijn buitenkant gebruikt, ik ben geen naïve realist. Steeds dient de waarneembare wereld als een gegeven om uit het meevoelend begrijpen van die wereld, een scherper en kwellender kijk op die werkelijkheid te verwerven.
Aan de ene kant heb je de empirische wereld met zijn rationele interpretaties, aan de andere heb je de vlottende wereld die nog moet worden ontdekt of verwerkt. Deze staat voor de suggestieve kracht die van een geschilderd beeld kan uitgaan, maar eveneens het wezenlijk vermogen om zich als toeschouwer in de situatie te kunnen verplaatsen (…)
Stilaan heb ik dan de draad van het figuratief schilderen terug opgenomen en geleidelijk groeide het besef dat kunst een wapen is, een tweede huid tegen de realiteit die absurd of banaal is zoals in het schilderij “My second skin” uit 2002. In dit opzicht heeft mijn werk geen subversief maar een ideologische onderbouw. Het libertaire socialisme en allerlei actuele vormen van anarchisme zijn het ideologisch fundament.”

Insomnia 2005, My second skin 2002, Fixture 2005, What is colour? 2006, Acrophobia 2005, Random 2006, Idée-fixe 2005, Oblivion 2006 (courtesy Transit, Mechelen)

Oxana Taran (UKR), “vensters”, 2006
“Dit is geen naar de natuur gekopieerde driedimensionale geometrische ruimte, maar louter een lege ruimte waar de kunstenaar enkele concentratiepunten van mentale aandacht aankondigt. De aandachtspunten zijn plastische vormen en figuren. Door de met mekaar verbonden suggestieve plastische figuren en elementen ontstaat er een spel dat variaties biedt aan onze verbeelding.
Elke figuur heeft zijn eigen logica, verhaal en mentale geschiedenis. Maar de logische verbinding tussen de figuren is vrij gelaten, niet vastgelegd en moet door de toeschouwer ingevuld worden. De figuren zijn geestelijke aanknooppunten die zweven in de lege ruimte van de neutrale vlakke drager. Ze worden door het proces van kijken geactiveerd, bezield en in een intensieve mentale activiteit gebracht. Door er naar te kijken beginnen ze elkaar te beïnvloeden, elkaar te veranderen, zich met elkaar te mengen. 
Dit ongrijpbare vrije spel tussen de plastische suggestieve figuren en de mentale evocatie die ontstaat door het proces van het kijken, ervaren wij als tijdloos, als een oneindig “heden”.

Patrick Couder, tekeningen 2004-2006
“Ik wil eigenlijk niet langer stilstaan bij de vraag “wat ga ik nu tekenen of maken?”. Ik wil er gewoon aan beginnen. Daarom verzamel ik foto's uit kranten en tijdschriften. Aldus kan ik steeds één van deze foto's nemen, me neerzetten en aan de tekening beginnen.
In het beste geval is een tekening, ruw ongepolijst, ongekunsteld, rockend en swingend, onbeholpen, direct en eenvoudig. Ondertussen teken ik gewoon verder.”

Anton Cotteleer, “terraria” 2005 (Koraalberg Antwerpen)
De artistieke strategie van Anton Cotteleer bestaat er uit de relatie tot de huiselijke objecten en de levensvisie die er achter verscholen zit te verstoren. Het “propere” wereldbeeld raakt enigszins besmeurd en door zijn manipulaties wordt de toeschouwer een kritisch standpunt tegenover deze objecten aangereikt. In dat opzicht deelt hij de geest van Edgar Allen Poe, Alfred Hitchcock of David Lynch die vertrekkende van banale elementen door kleine verstoringen een verontrustend en wringend beelduniversum opbouwen. De betekenis van de objecten kantelt en ze ontpoppen zich verontrustend tot trofeën uit een taxidermistische wereld: koloniaal exotisch, retrospectief behoudend en de realiteit escapistisch negerend.
Beschaving schijnt synomiem te staan voor controle opdat de chaotische wereld beheersbaar wordt, precies dit wordt onderuit gehaald. (Stef Van Bellingen)

Patricia Smith (USA), “saved”, 2006 tekening + performance 4.03.06
Patricia Smith works with the energy of a place, mapping its mental, emotional, and spiritual vibrations. She sometimes uses traditional artist’s tools and makes drawings and paintings. At other times she borrows tools and methods from other practices and brings them into the art realm. She has created sand paintings using the traditional tools of Tibetan monks, made drawings with the input of a psychic medium, and mapped a college campus using a statistical survey of the students’ emotional states.

Patrick Beaullieu (CAN), “Transfriable”
Transfriable is een koerierdienst die zich toelegt op het verschepen van breekbare koopwaar. Het bedrijf behandelt allerlei soorten goederen, die onderworpen worden aan willekeurige transformaties en schade gedurende het vervoer, zoals erosie, barsten en breuken. 
De uiteindelijke fysieke toestand van het getoonde materiaal wordt bepaald door factoren als dislocatie en afgelegde afstand. Patrick Beaulieu maakt gebruik van handelingen die de eigenschappen van objecten in transit en hun fragiliteit beproeven.

Yves Velter, “Presence”, an indoor study
Een beeld dat de suggestie van een ontlichaamd lichaam vorm geeft. Terwijl buiten vorm en binnen volume aanwezig zijn, is het een beeld zonder huid dat dwars door zich heen laat kijken en voelen, een ongrijpbare voorstelling van een mens. Deze etherische verbeelding wordt op zijn beurt versterkt door aan het beeld de illusie van zweven te geven binnen de ruimte waarin het opgespannen is. Clusters rode bolletjes, die staan voor de gevoelens en angsten van de mens, als een hologram.

Peter Schoutsen, “twintigste eeuwse wervelkolom”

Yves Coussement, “The Marshallers”, 2005
In de drukke verkeerscontext van een centraal stadsgedeelte worden voorbijrijdende autobestuurders door personen met allerlei wijzende gebaren geattendeerd op een vrije verkeersplaats. Wanneer iemand wil parkeren wordt hij hierbij ongevraagd geholpen. Nadat de wagen geparkeerd staat, blijft hij staan in de nabijheid van de geparkeerde wagen, anticiperend op het ontvangen van wat fooi.
De video wijst op een specifiek stedelijk fenomeen dat zich niet op een willekeurige maar gestructureerde basis voordoet. The marshallers eigenen zich bewust een specifiek publiek stadsgedeelte toe, en opereren er op een bezielde manier als creatieve en innovatieve bedelaars. Ze handelen niet als vrijwilligers, maar als overbodige professionelen.

Marc Nagtzaam, “show (antwerpen, 2001: heerlen, 1998./antwerpen, 2000 )”, 2006
Tekeningen als documentatie van eerder gemaakte tentoonstellingen. Werk uit een serie, eerder als boek verschenen onder de titel “some” (roma publications 1, 1998) daarna incidenteel getoond als wandschildering in exposities.
“Mijn tekeningen zijn een onderzoek naar representaties van (schijnbaar) concrete afbeeldingen en situaties alsook naar voorstellingen die alleen als tekening te realiseren zijn.”

Sofie Muller “Wanabe”/“Shemale”, 2005
In de Shemale-sculpturen gaat Sofie Muller op zoek naar verwarringen, onduidelijkheden en dubbelbeelden. Het beeld achter het beeld.
Mannelijkheid en vrouwelijkheid worden verenigd, transformeren, en vormen symbioses.

Johan De Wilde “Ca Va”/“Une Journée Particulière” 2006
Twee bevriende echtparen, een kind en een papegaai in hun vakantiewoning met zicht op een provencaals landschapsschilderij slaan aan het roddelen. 
Een geluidsband uit het familiearchief van Johan De Wilde met herinneringen aan een bijzondere dag.

Johan De Wilde, Tekeningen
Beste Rik en Peter,
Alweer een tekst over het onzegbare... Is dat welverstandig? Af en toe en zelden als je er op voorbereid bent of iets van die aard verwacht, wordt je van links of van rechts (of net wanneer je de deur openmaakt van een ruimte waar je nooit eerder was) een vraag gesteld. Die vraag is op de meest geheimzinnige manier telkens een variant op de eigenlijke vraag,namelijk: “waarover gaat uw werk (zoal)?” “Tekeningen dus... interessant. Monochromen? Kent u..., voelt u zich verbonden met... Tekeningen? Een schilderij is toch, hoe zal ik het zeggen... eeuwiger?”
En dan Rik en Peter, na dat ik me heb afgevraagd wat eeuwiger dan eeuwig is (behalve schilderijen dan tekeningen) wil ik uitbrengen dat mijn werk over niets gaat. “Nergens over?” Neen, zeg ik, “over niets, want het moet tenslotte toch érgens over gaan. Het moet toch iéts zijn”. En om de steevast daaropvolgende waarom-vraag, die zo herkenbaar in de ogen schittert al vast voor te zijn, geef ik toe hoe cynisch dat wel klinkt: de kijker bekeken in zijn pogingen aan het lot waaraan hij werd overgelaten te ontsnappen. Een vraag die vaak gesteld wordt bij een landschapstekening: waar is dat? Alsof het beeld dat door suggestie ontstaat zich per definitie elders afspeelt, alsof het landschap zich eveneens per definitie buiten de mens bevindt (waardoor het gemakkelijker tot vijand te maken valt).
Misschien is het inderdaad onaangenaam. Je herkent de met potloden getrokken lijnen die in hun constellatie iets voorstellen dat heel veel met het beeld van een wolk te maken heeft en dan blijkt het helemaal niet om de voorstelling “wolk” te gaan, maar enkel en alleen om de idee ervan: de denkbare wolk, bv. de herinnering eraan. De herinneringen van de menselijke levens binnen de getroffen oorlogsbodem. Elke lijn die ik trek is een trilling, een herinnering (je ziet hoe we er ons mee kleden, hoe licht-onherkenbaar geworden vormen -conventies- onze levens bepalen), een verplaatsing in ruimte, in tijd. Al die deeltjes!...
Al onze vormpjes die slechts na afspraken en contexten iets kunnen betekenen!
Het “niets” waarvan sprake is met andere woorden het beeld zoals ik het zie, met de nadruk op zoals en minder op ik. Het raster gevormd door de lijnen is vergroeid met de zogenaamde voorstelling (onafscheidelijk als de mens en zijn zin van hetleven). Het duidt op oneindigheid, ruis, storing die alle gedachten en handelingen bepaalt. De werkelijke storing zit in de beeldvorming, die een onbeholpenheid veroorzaakt: de onmogelijkheid als som van de mogelijkheden. Ik kan als interessantste delen van de tekening aanraden: de kruispunten van 1mm2 (die zijn sterk autobiografisch).
Johan

Memento mori, 2005, Supervisor, 2006, Het is een wolk, 2006, Until Death Do Us Part, 2006, Het is een wolk II, 2006, Ware das Leben suss wie Du, ich wurde es geniessen ohne Ruh, 2006, Memento vivere, 2006

Koen Broucke, “de kunstenaar als bedelaar”, 2005/”Bedelaarster”, 2005
“Een bezoek aan de tentoonstelling in het voormalig Heilig Geesthuis in Lier. Op de binnenkoer zit bij weer en wind een bedelaarster. Altijd een beetje gênant. Moet dat nu? Kan die vrouw niet op een andere manier het levensnoodzakelijke geld bij elkaar verdienen? En zit daar tussen de lompen ook niet nog eens een baby? Moet die baby daarin betrokken worden? Kan die niet als “onze kinderen” naar de crèche? Heeft ze het geld wel nodig? Of is ze hier neergezet door een handige bedelaarspooier? Heeft onze steeds complexere samenleving dit soort situaties dan nog niet de wereld uit geholpen? Maar goed je schuift deze vragen, waar je toch geen antwoord op kan geven, opzij en je wil haar helpen. En dan begint het vervelende zoeken naar een aalmoes. Vertraag je je pas? Zoek je je portefeuille? Met het risico alleen maar een groot biljet te vinden? En dan zie je dat de bedelaarster merkwaardig stil blijft zitten. Het is toch geen mimespeelster? Maar zelfs voor een mimespeelster is ze extreem onbeweeglijk. Het is gewoon een beeld, zie je dan. Een levensecht beeld. Een trompe-l’oeil. En dan valt je oog op automaat achter haar. Vervelend is het: ze verspert gewoon de weg naar die automaat die een eerlijke handelaar hier heeft neergezet. Maar dan zie je dat de automaat capsules bevat met een miniatuur van haarzelf. De bedelarij wordt hier schaamteloos uitgebuit. Door wie? Door haarzelf? Of door een organisatie? Een systeem? Een verbijsterend zicht: de twijfelachtige noodzakelijkheid om te bedelen en het idee om die noodzakelijkheid te commercialiseren. Voorheen stond de bedelaarster opgesteld in de Brusselsestraat in Leuven, een drukke winkelstaart naar aanleiding van het Constantin Meunier parcours. Een perfecte trompe-l’oeil, waar de kooplustigen even in verwarring werden gebracht, en nachtelijke studenten geïnstigeerd tot vandalisme. De hand werd asbak, een vinger en een wimper werden uitgetrokken, later een hele hand, de automaat ingeslagen op zoek naar enkele euro’s. De installatie verdween naar een donker gangetje bij het voormalige atelier van Meunier zelf, en na afloop van het project naar de zolder van een atelier. Nu staat zij terug aalmoezen op te halen op de binnenplaats van het Heilig Geesthuis in Lier.”

Bart Verwilt, “blinden”, 2004
Een reeks van veertien portretten van blinden. In zeven foto's werden de ogen van de blinden vervangen (door digitale manipulatie) door de ogen van de fotograaf.

 

+
< >
×

tekst beeld
koop