Tracey Eck en Gilliam Busch
Hij zat tegenover haar in de keuken. Hij had het eten klaargemaakt en ze zaten nog na te genieten van een glas franse wijn. Het was alsof ze altijd tegenover elkaar in die keuken hadden gezeten. Eigenlijk was hij slechts eergisteren aangekomen om nog het immer drukke en wervelende vertrek van haar echtgenoot, test piloot mee te beleven. Hij zou enkele dagen afwezig zijn om de nieuwste prototypes van de Crossfire te besturen. Gilliam had nog enkele zinvolle opmerkingen gemaakt over de snuit van het beest –waarom heeft hij ook overal zijn oordeel over te vellen?- en was nadien met haar naar het atelier getrokken om daar de tegels te beschilderen die ze voor hem had voorgebakken. Ooit hadden ze elkaar gekruist op de Royal College. Nooit in hetzelfde jaar gezeten, maar via en gemeenschappelijke vriend éénmaal of misschien tweemaal op een party of een vernissage ontmoet? Snel ontstond er een vorm voor een schotel, waarin zij knotsgekke en fallische rotslandschapjes neerzette, die hij dan weer ging kopiëren in de vorm van kruikjes. Kruikjes als giraffen, slangendraken en drakenslangen, gulzige vleesetende bloemen, stapeltaarten, getande schedes, kruikjes met een stevige stop waar je voor altijd je verdriet zou kunnen in opsluiten. Terwijl zij dan ging schilderen en de eerste lading droogstoken in de keramische oven. Als in een somnambule zaten ze naast elkaar aan de werktafel, neurieden, spraken als voor zichzelf de verwondering uit voor het werk dat ontstond, en kwamen zo snel in een half onbewuste dialoog. Alsof die dialoog er altijd geweest was, van ver in de kindertijd; en ook nooit meer zou weg gaan. En zo zaten ze ook aan die keukentafel, alsof die hen steeds verenigd had en elke scheiding in de toekomst bezwoer. Ondertussen wierp de avondzon oranje cinemaatjes boven op de schoorsteen en het warme notenhout van de deur naar de tuin.