NL ENG
Nu
1996
Projecten &
Tentoonstellingen
×
Wim Cuyvers
27 Dec 2003 — 24 Jan 2004

Van een park zou je verwachten dat het openbaar is, dat je er, wanneer jij het gedacht hebt, zou kunnen wandelen, zou kunnen denken, er met je vriendinnetje zou kunnen heengaan. Want een park dat is een publieke ruimte en in die betekenis het lijnrechte tegendeel van een tuin, die privé en omheind of ommuurd is. Het Felix Happark is niet echt een park, het wordt heel vaak gesloten en is zwaar omheind. Veel mensen die in de buurt wonen, weten niet eens dat het een park is, dat je er ooit in mag. Het Felix Happark is voor een stuk nog altijd de tuin bij de woning van de notarissenwoning in plaats van een echt park.
Als je in een park beelden zet, zoals bij het (door de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de gemeente Etterbeek, de Vlaamse Minister voor Cultuur en de Vlaamse Minister voor Brusselse Aangelegenheden gesteunde) initiatief ‚beeld in park‘ dan krijg je een soort museum wat, samen met de school en de bibliotheek, één van de meest publieke of openbare ‚ruimtes‘ is.  Met het werk ‚publiek huis / maison publique‘ wou ik de grens tussen privé en publiek aftasten. (publieke ruimte is per definitie voor de zwaksten, voor hen die ‚privé‘ één of andere behoefte niet  kunnen invullen, die er letterlijk niet voor kunnen betalen.) Het werk was een heel primair, schraal huisje, een meter of vier lang, bijna drie meter hoog en twee meter breed. Het was getimmerd uit ongeschaafd dennenhout, er was een verhoogje met een tweepersoonsmatras,  met een donsdek en elke dag verse lakens, een gloeilampje met een drukknop en een tafeltje, dat voor een deel kon neergeklapt worden; als je dat deed sloot je in één beweging de deur af: op die manier kon je je de ruimte toeëigenen, voor een tijdje, je kon er denken, schrijven, slapen, vrijen, lezen: zijn. Van binnen was het huis, zeker als het gloeilampje aanzat warm door de gloed van het dennehout. Aan de buitenzijde was het huisje dichtgebrand met zwarte roofing, voor de waterdichting, als beeld herinnerde het misschien aan huisjes van Rroma-zigeuners die ik zag in Sarajevo, in Belgrado en in Tirana. Op straat was er een deur, je kon van daar het huis, maar niet het park in, maar je kon wel het park inkijken: door een klein raampje kon je, als je je op je knieën op het bed zat, uitkijken over het park, je had er een uitzonderlijke kijk omdat het huisje gebouwd was op en overstak ten opzichte van de rotswand die aan die kant het niveauverschil tussen de straat en park maakt. Van bij de opening van de tentoonstelling was het duidelijk dat mensen in de straat, of ze nu naar de tentoonstelling ‚Beeld in het park‘ kwamen of niet, de ruimte van het huisje ‚lazen‘ en er gebruik van maakten, vanaf de dag van de opening van de tentoonstelling werd er in geslapen. Er waren af en toe sporen van iemand die er wat geëten had, er bleef een halve fles water staan, iemand liet een brief liggen om mee te delen wat hij er beleefd en gedacht had en de politie, aangestuurd door de burgemeester (of is het omgekeerd?) projecteerde haar gedachten op het werk: zij zagen er mogelijkheid voor verkrachting in, een geschikte plaats voor druggebruik, een plek om brand te stichten, een plek voor baldadigheden en geheel in de lijn van wat ‚de macht‘ altijd doet, deden zij wat ze wilden beletten: ze begonnen bruut hangsloten op het gebouwtje te hangen, (heeft de politie het recht om hangsloten op je deur te hangen als jij beslist om je voordeur open te laten?), en later toen ze zagen dat die sloten er systematisch werden afgehaald door mensen die het huisje wilden gebruiken, schroefden ze brute platen voor de deur, opdat je er niet meer zou binnenkomen, en nog later deden ze alsof ze het huisje verzegelden en hingen er lachwekkende namaakzegels op en vandaag liet de burgemeester van Etterbeek, die nochtans maanden voor de opening van de tentoonstelling met zijn schepencollege het concept had goedgekeurd de bulldozer tegen het huisje zetten, zonder eerst de mensen die intussen in het park de tentoonstelling bezochten te verwittigen, en liet het huisje, zonder met de organisatie te spreken, zonder met de curatoren te spreken, zonder de medesponsors te verwittigen, zonder de ontwerper te verwittigen, naar beneden donderen. Enkel de burgemeester en zijn politiemacht zijn naar aanleiding van dit publieke huisje baldadig geworden en hebben het publiek in gevaar gebracht. Zij hebben de publieke ruimte gereduceerd: aan de voet van de rotswand, tegen een oude boom, ligt een verfrommeld huisje dat publiek wou zijn.

Wim Cuyvers, 24.6.2003.
 

+
< >
×

tekst beeld
koop