De inspiratie van Anton Cotteleer komt vaak voort uit de Vlaamse huiskamer waar plumeaus en toile cirée in thuis horen. Steevast betreft het gestandardiseerde culturele objecten en merkwaardig genoeg schijnen die zich voor de bezitters ervan, gedurende hun levensloop opgewerkt te hebben tot hoekstenen van hun bestaan. Dergelijke objecten oriënteren niet alleen letterlijk de bewoonde ruimte, maar blijken evenzeer een materieel houvast op mentaal vlak te zijn. Hierdoor ontstaat een eigenaardige verbintenis tussen het esthetische als het etische domein. In dat opzicht is de Vlaamse term ‘schoon’ vrij dubbelzinning omdat het zowel naar het esthetische als etische verwijst, zoals we spreken van een ‘schoon’ mens en er iets anders mee bedoelen dan dat die persoon ‘proper’ is
De artistieke strategie van Anton Cotteleer bestaat er nu uit de relatie tot deze huiselijke objecten en de levensvisie die er achter verscholen zit te verstoren. Het ‘propere’ wereldbeeld raakt enigszins besmeurd en door zijn manipulaties wordt de toeschouwer een kritisch standpunt tegenover deze objecten aangereikt. In dat opzicht deelt hij de geest van Edgar Allen Poe, Alfred Hitchcock of David Lynch die vertrekkende van banale elementen door kleine verstoringen een verontrustend en wringend beelduniversum opbouwen.. De betekenis van de objecten kantelt en ze ontpoppen zich verontrustend tot trofeën uit een taxidermistische wereld : koloniaal exotisch, retrospectief behoudend en de realiteit escapistisch negerend. Beschaving schijnt synomiem te staan voor controle opdat de chaotische wereld beheersbaar wordt, precies dit wordt onderuit gehaald.
Stef Van Bellingen